Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5104

Datum uitspraak2001-11-02
Datum gepubliceerd2002-03-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers36577
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Nr. 36.577 2 november 2001 FA gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 31 augustus 2000, nr. 98/489, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. 1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is ter zake van de verkrijging van een onroerende zaak een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van f 80.730, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak alsmede de naheffingsaanslag vernietigd. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. 3. Beoordeling van de middelen Zoals overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 27 juni 2001, nr. 35959, gepubliceerd in BNB 2001/331, hebben landerijen ten aanzien waarvan een pachtovereenkomst is beëindigd, niet te gelden als "afgestane landerijen" voor de toepassing van de zogenoemde "hervestigingsvrijstelling" van artikel 15, lid 1, letter t, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, terwijl voor de toepassing van deze bepaling de positie van een pachter zodanig verschilt van die van een (economisch) eigenaar of zakelijk gerechtigde, dat een verschillende behandeling is gerechtvaardigd. Het eerste middel wordt derhalve terecht voorgesteld. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Het tweede middel behoeft geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad: verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2001.